De opgraving aan de Hovenierstraat te Wervik heeft andere zaken opgeleverd dan oorspronkelijk verwacht op basis van de resultaten van het vooronderzoek. De vol- of laatmiddeleeuwse bewoning zoals voorspeld, is niet teruggevonden. De interpretatie van een aantal elementen waren foutief waardoor een foute verwachting werd gecreëerd. Toch zijn zeer interessante zaken aan het licht gekomen.
De oudst in sporen vertegenwoordigde periode betreft de Romeinse periode. Hiervan zijn twee brandrestengraven teruggevonden, naast elkaar ingeplant. De graven waren goed bewaard, waarbij de houtskoollens zo goed als intact is teruggevonden. Deze houtskoollens heeft alle bijgiften opgeleverd, zijnde aardewerk, glas en metaal. In het ene graf waren deze bijgiften allen verbrand, terwijl het andere graf onverbrande bijgiften bevatte. Het houtskool van één van de graven is onderzocht en past qua samenstelling perfect in het gekende patroon voor brandrestengraven. De meerderheid van het houtskool is afkomstig van eik, een houtsoort die een goede kwaliteit heeft om als brandstapelhout te dienen. De eiken waarvan het hout afkomstig was, waren voldoende uitgegroeid, wat doet vermoeden dat ze afkomstig waren van een eerder open boslandschap, waar de boom voldoende ruimte en licht krijgt om uit te groeien. Het hout vertoont eveneens sporen van opslag, waarbij het hout reeds ergens een tijdje heeft gelegen om uit te drogen voor gebruik als brandhout.
Vermoedelijk maken beide graven deel uit van een klein familiegrafveld waarvan de begrenzing niet is vastgesteld. In het noorden en het westen zijn geen graven meer aangetroffen, maar mogelijk zijn deze wel nog te vinden in het zuiden of het westen. De bewoning die hoort bij dit familiegrafveld is eveneens niet teruggevonden. Vermoedelijk bevindt deze zich eveneens in de onmiddellijke omgeving, mogelijk op de meer hogere gronden in het oosten.
Uit de late middeleeuwen stamt de potstal en zijn afwateringsgreppel. De datering van deze context is voornamelijk gebeurd op basis van de talrijke vondsten uit de dempingsfase van dit spoor, aardewerk dat gedateerd kon worden in de 13de-14de eeuw. De vorm, vulling en locatie van het spoor geven aanwijzingen voor de interpretatie als potstal, gezien de opvolger zich vermoedelijk meer naar het zuiden bevond, volgens de kaart van Ferraris. Het is namelijk niet ongewoon dat laatmiddeleeuwse boerenerven doorlopen tot in de nieuwe tijden, weliswaar met een lichte verschuiving in locatie. Van dit erf op de kaart van Ferraris is enkel de noordelijke begrenzing door middel van een gebogen greppel teruggevonden op de opgraving. Deze greppel, of een van zijn gebruiksfases, staat ook duidelijk in relatie tot de andere op de opgraving teruggevonden greppels.
Een laatste occupatiefase wordt vertegenwoordigd door een bomkrater en een granaatinslag uit de eerste wereldoorlog, getuige van de intense occupatie van de Duitsers te Wervik en de veelvuldige aanvallen van de geallieerden.

Wil je het volledige rapport raadplegen? Dat kan via deze link: https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/rapporten/eindverslagen/805/bijlagen/1921